Ik maak me zorgen om Gerard.
Ouwe Luuk had een televisiescherm opgehangen in zijn kroeg. Zo’n grote platte, aan een van de lange wanden. Hij was goed te zien vanuit het grootste deel van het etablissement. Ik kan niet zeggen dat ik er blij mee was.
“Waarom, Luuk, waarom?” had ik hem gevraagd.
Gerard kwam nog niet zo lang bij ouwe Luuk. Steven had hem een week of wat geleden voor het eerst meegebracht.
“Een collega,” zei hij. “Een echte bolleboos. En hij heeft soms heel interessante ideeën, dat gaan jullie vast leuk vinden.”
Ik had jullie geloof ik al eens verteld dat Steven natuurkundige was, een onderzoeker aan de plaatselijke universiteit.
Luuk was ontwijkend.
“Ik had ook een grote spiegel op kunnen hangen. Dan zie je jezelf, en je ziet jezelf zoals anderen je zien. Wil je dat?”
Soms was het lastiger om een antwoord uit ouwe Luuk te krijgen dan een tand uit een alligatorbek. Gelukkig hield hij het volume van de televisie wel laag. Maar welk programma was erop? Waar keken Luuks gasten naar als ze niet in hun glas staarden of met hun tafelgenoten spraken? Laat het alsjeblieft niet weer een of andere platte realitysoap zijn.
Gerard was een sympathiek uitziende vent. Zestiger, grijs wijkend haar en dito snor. (Wel grijs, niet wijkend.) Vriendelijke oogopslag en zachte stem, onberispelijk keurig gekleed. Intelligent ook: hij kon overal over meepraten en — heel verstandig — wist dat al onze sterke verhalen waar waren. Zelf vertelde hij niet zoveel, maar ach, hij was er nog maar net bij.
Het was dus wél een platte realitysoap, het programma op de televisie die Luuk had opgehangen. Het heette “Dystopia” of zoiets. Het programmaconcept: Zet een aantal mensen bij elkaar onder toezicht van tientallen camera’s, geef ze een vage opdracht (“overleven”) en je komt alles over ze te weten wat je liever niet had geweten. Stuitend, tenminste, als je niet van mensen houdt, net zoals ik.
Zo af en toe probeerden we Gerard uit zijn tent te lokken. Lieten hem vertellen over zijn werk, maar dat bleek vooral veel theoretische rekenarij te zijn. Tot hij zich een keer liet ontvallen dat onder meer zwarte gaten tot zijn onderzoeksgebied hoorden. Daarna lieten we hem niet meer los — over zulke exotische dingen moet een keer iets spannends te vertellen zijn — en uiteindelijk beloofde hij een keer iets te vertellen over zijn onderzoek dat echt interessant was.
“Een sterk verhaal, zoals jullie zouden zeggen”, was zijn commentaar, waarna hij eraan toevoegde nog wel even nodig te hebben om het op een begrijpelijke manier te kunnen presenteren.
De weken gingen voorbij. Mijn ergenis over de tv in de kroeg verflauwde; slechts weinigen keurden het ding een blik waardig. Een kleine harde kern liefhebbers was er echter wel. Ze zaten avond aan avond samen te kijken, en voorzagen de gebeurtenissen van commentaar. Soms luidruchtig. De realityserie zelf ging zoals je mocht verwachten: de deelnemers waren er op uitgezocht om niet harmonieus met elkaar te kunnen omgaan. Een aantal ervan verdacht ik ervan acteurs te zijn met de opdracht om te stoken tussen de overige deelnemers. Je moet ‘reality’ natuurlijk niet te letterlijk nemen.
We bleven Gerard regelmatig aan zijn belofte herinneren, tot hij op een avond toegaf.
“Het wordt wel een beetje een droge verhandeling,” waarschuwde hij. “Vooral het eerste stuk.”
Hij ging van start met de klassieke uitleg over zwarte gaten; hoe ze ontstaan als er teveel massa in een te kleine ruimte wordt samengeperst en uiteindelijk niets meer aan de zwaartekracht kan ontsnappen, als het binnen een bepaalde grens ervan komt: de gebeurtenishorizon.
“Dat is relevant,” zei Gerard. “Er kan niets meer uit het zwarte gat komen, lijkt het. Er is echter een natuurwet die dat verbiedt: de wet die stelt dat entropie altijd toeneemt.”
Mijn vrienden, dat zijn knappe koppen. Ik niet. Ik keek dom genoeg dat Gerard het verduidelijkte.
“Entropie is de maat van wanorde van een systeem, dus eigenlijk van de hoeveelheid informatie die je moet geven om dat systeem goed te beschrijven. Onthoud dat. Entropie is feitelijk informatie; en informatie kan niet vernietigd worden.”
Ik moest even denken aan gevoelige filmrolletjes waarbij het ontwikkelen mislukte, en opnames van telefoongesprekken die zoekraakten. Informatie kon best vernietigd worden, meende ik, mits je daarvoor in de positie was en er belang bij had. Maar ik dwaal af.
Het was onrustig bij de kijkers naar de realitysoap. Ook op het scherm was het onrustig. De camera volgde steeds een jongeman die, zo te horen aan het commentaar van de groep, dingen deed die niet voorzien waren en vast niet werden goedgekeurd door de makers van het programma. De kijkers waren rumoerig. Gelukkig waren we zo ver mogelijk van de televisie af gaan zitten.
Gerard ging verder.
“Stel je nu voor: je gooit een groene bal in het zwarte gat. Aan het gat is niet meer te zien wat erin zit. De informatie ‘het was rond en groen’ lijkt verloren te zijn gegaan. Hetzelfde gebeurt er als je een encyclopedie erin gooit. Al die informatie — verloren. Maar is dat echt zo?”
Hij beantwoordde zijn eigen vraag.
“Nee, dat is niet zo. Ik zal jullie niet vermoeien met de technische details, maar het blijkt dat alle informatie over wat in het zwarte gat terecht kwam, is gecodeerd op de oppervlakte van de gebeurtenishorizon. Sterker nog: die gebeurtenishorizon — het zwarte gat zelf, feitelijk — is precies zo groot als nodig is om al die informatie op het oppervlak kwijt te kunnen.”
Het verhaal pauzeerde even, want de groep tv-kijkers was nu echt opgewonden en luidruchtig. Het scheen dat de eerder genoemde jongeman in het programma op plekken kwam die verboden waren door de programmamakers. Hij liet te veel zien van wat er achter de schermen gebeurde. Hij toonde faciliteiten die er niet hoorden te zijn, en liet zien dat deelnemers soms instructies kregen van de programmamakers. In het algemeen prikte hij de zeepbel door dat een realityshow de werkelijkheid weergeeft. De programmamakers zouden hier niet bij mee zijn.
Toen de opwinding wat bedaarde ging Gerard verder.
“Het komt er dus op neer dat je de inhoud van een zwart gat kunt beschrijven op zijn oppervlak. Sterker, je kunt laten zien dat álles wat er binnen een bepaald volume van de ruimte gebeurt kan worden beschreven op het oppervlak van dat volume. Bijvoorbeeld: alles wat in deze kroeg gebeurt kan gecodeerd worden op de wanden. Dit heet ‘het holografisch principe’.”
Hij wachtte even om te zien of we het geloofden. Toen hij verder sprak was het wat langzamer, zachter.
“In feite geldt het voor het hele universum. Alles kan op de oppervlakte worden beschreven, in twee dimensies. De derde dimensie is helemaal niet nodig, en daarom feitelijk een illusie.
Heren, alles wat er gebeurt, ons hele leven speelt zich af op een tweedimensionaal vlak: een plat scherm.”
Ik vond dit moeilijk te geloven. Ikzelf, alles om me heen, had toch duidelijk diepte? Ik keek onwillekeurig naar de televisie aan de andere kant van het lokaal, en realiseerde me dat ik daar ook levens en gebeurtenissen aan me voorbij zag trekken op een plat vlak.
Gerard was nog niet klaar.
“Als alles zich afspeelt op een vlak scherm, wie kijkt daar dan naar? Voor welke kijkers leven wij ons leven?”
Ik zag op het televisiescherm de jongeman tegenspartelend weggeleid worden door een aantal crewleden. Ik begreep dat wel. Spelbedervers worden meestal uit het spel verwijderd.
Het was inmiddels bijna sluitingstijd. (Nee, dat is niet waar. Ouwe Luuk sluit nooit. Maar wij wilden naar huis.) We rekenden af en we gingen naar buiten. Het was een koude, heldere nacht, de sterren stonden scherp afgetekend aan de hemel. Onvoorstelbaar ver weg, of lichtstipjes bevestigd aan een lage hemelkoepel?
De volgende keer dat ik bij ouwe Luuk kwam had hij tot mijn opluchting de televisie weggedaan. Hij wilde niet vertellen waarom. Gerard verscheen niet meer op onze avonden, en, volgens Steven, ook niet meer op zijn werk. Hij bleek onvindbaar te zijn.
Alsof hij van de wereld geplukt was.
Ik maak me zorgen om Gerard.