Ouwe Luuk

Verhalen van de rafelranden van de werkelijkheid

20. Het Nut Van Kobolden

“Even dan. We hebben niet veel tijd meer.”

Dat was best wel een rare opmerking.

We hadden wel vreemdere reacties gehad als we iemand uitnodigden aan onze stamtafel, maar deze deed toch wat wenkbrauwen oprijzen.

“Het is vrijdagavond, in Ouwe Luuks kroeg. Dat komt zo ongeveer neer op de eeuwigheid”, merkte Johan op.

“De eeuwigheid is helaas heel wat korter dan algemeen wordt aangenomen” was het antwoord van de man die nu aanschoof. Hij stelde zich voor. “Ik ben Radu Timp.”

“Hoe kort dan wel niet?” vroeg Johan.

“Laat ik niet de avond bederven”, ontweek Radu de vraag. “Rondje voor de hele zaak, Luuk!” riep hij in de richting van de bar. Hij mompelde er zachtjes achteraan: “Het geld opsparen voor later heeft toch geen zin”. Ik weet niet of de anderen dat hoorden.

Radu Timp was van wat men een onbestemde leeftijd noemt. Hij was zeer beslist niet jong, gezien zijn rimpels, grijze haren en grijze baard. Aan de andere kant gaf zijn verschijning niet de indruk dat hij vele jaren had ervaren: er sprak iets groens en onbeholpens uit zijn doen.

Terwijl Astrid alle gasten van hun drank voorzag probeerde Micheal —

Excuseert u mij: volgens mij had ik hem nog niet voorgesteld. Micheal is Ier (hoewel hij reeds lang hier woont), voormalig priester, en oprichter van het schimmige Creatorium, waarover een andere keer meer. Zijn werk daar bracht hem in contact met Johan die hem vervolgens bij onze vrijdagavondclub introduceerde, waar hij nu inmiddels enkele maanden stamgast is. Geheel volgens het cliché was zijn haar vuurrood, hoewel volgens Astrid niet overal. (“Waar niet dan?” vroegen we haar plagerig. “In een donkere kamer” was haar antwoord.)

Laat ik vlug verder gaan waar ik gebleven was. Tenslotte hebben we niet veel tijd meer.

Terwijl Astrid alle gasten van hun drank voorzag probeerde Micheal de nieuwkomer bij het lopende gesprek te betrekken.

“We hadden hier net een discussie of er wel genoeg plaats is in het land voor alle mensen. Hij daar”, Micheal wees naar Johan, “vindt van niet en stelt voor het aantal mensen te verminderen. Hoe, dat vertelt hij er niet bij. En deze”, Micheals vinger priemde nu beschuldigend in mijn richting, “zou liever zorgen dat er meer land is. Hij geeft evenmin aan hoe dat te realiseren. Vertel eens, vreemdeling, wat denk jij?”

Radu dacht even na.

“Deze heeft gelijk”, zei hij toen voorzichtig, met een hoofdknik in mijn richting. Ik was verbaasd. Ik heb niet vaak gelijk.

“Pah!” mopperde Johan. “We hebben al ingepolderd wat er in te polderen viel. Als we nog meer water in land willen omzetten verzandt dat in het gepolder om zeebeschermers en vogelbeschermers en visbeschermers daarin mee te krijgen. Het —”

“Niet inpolderen”, onderbrak Radu hem zacht. “Het is ook mogelijk om land te winnen zonder het van het water te stelen.”

Nu waren we natuurlijk geïnteresseerd.

“Het is toevallig mijn business”, ging Radu voort. “Ik ben landwinner, of ruimtewinner, wat misschien een betere omschrijving is. Ik maak plek waar voorheen geen plek was, zonder dat daar iets voor hoeft te wijken, behalve natuurlijk de grenzen. Dat klinkt wellicht onmogelijk, of magisch, maar dat is het niet. Het hele universum dijt steeds sneller uit en schept zodoende steeds meer ruimte. Het is heel goed mogelijk om dat hier op aarde ook te doen. Zodoende blijven de omvang van de aarde en van het universum een beetje in verhouding.”

“Ruimte maken waar die eerst niet was? Hoe doe je dat dan?” vroeg Johan sceptisch.

“Alle plek, alle ruimte is opgevouwen, vele malen, opgevouwen en samengeperst. De oerknal heeft nogal wat rimpels achtergelaten. Het enige wat ik doe is een paar lagen voorzichtig van elkaar losweken en die dan openvouwen. Breng mij naar een weiland en laat mij mijn werk doen: voor het eind van de dag liggen er vier weilanden waar er eerst slechts één was. Het is eenvoudig; iedereen zou het kunnen als ze het mij een paar keer zagen doen.

Aan de andere kant zou dat de zaken misschien nog erger maken.”

“Erger? Het lijkt mij niet verkeerd om meer ruimte te hebben”, zei Micheal.

“Onderbreek mij niet. We hebben niet veel tijd meer. Ik zal het uitleggen”, antwoordde Radu.

We onderbraken hem niet meer. Even.

“U weet natuurlijk dat ruimte en tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn”, ging Radu verder. “Ik wist dat ook wel, maar hoe het precies zat realiseerde ik me niet. Ik hield er ook geen rekening mee bij mijn werkzaamheden. En zo gebeurde het (dit speelt enkele decennia geleden, geloof ik) dat ik ergens land openvouwde en de tijdmijn vond.”

“Je bedoelt een tijdbom?” vroeg Johan. We hadden Radu toch zeker een halve minuut niet onderbroken.

“Ik bedoel een tijdmijn. Ik wist natuurlijk eerst niet wat het was. Wat ik zag is moeilijk te beschrijven, het was ook moeilijk om te zien. Mijn ogen geloofden niet dat wat ze zagen bestond en gaven onzin en leugens aan mijn hersenen door. Een vlakte die tegelijk een bodemloze put was, gevuld of bekleed met een zwarte, glimmende en enigszins geschubde massa. Die massa leek stroperig te vloeien en te kolken, weg te dampen en weer neer te slaan, terwijl hij duidelijk niet in beweging was. Ik stond een paar minuten met open mond te staren (waren het minuten, of waren het dagen?) en toen had ik opeens die boze kobold op mijn nek.”

“Kobolden bestaan niet” bromde Johan.

“Oh jawel,” reageerde Micheal. “Ik had back home een familie leprechauns in de put achter het tuinhuis wonen.”

“Om een lang verhaal kort te maken: nadat hij een beetje was bedaard vertelde de kobold dat hij en zijn collega’s (er waren daar veel van die kobolden) tijd dolven in de tijdmijn. De zwarte massa was gestolde, fossiele tijd, ingevangen door de samenvouwende ruimte toen de aarde gevormd werd. Het werd opgedolven en gelijkmatig over de wereld verdeeld. Tijd moet tenslotte érgens vandaan komen. De tijdwinning uit de tijdmijn gaf de gebeurtenissen iets om in te gebeuren, en daardoor ging alles rustig voort.”

“Ging?” vroeg ik, een beetje benauwd.

“De tijdmijn lag beschut in lagen ruimte tot ik die openvouwde. Eenmaal blootgelegd ondergaat de fossiele tijd langzaam een verandering, een herkristallisatie zo u wilt, van reële naar imaginaire tijd.”

“Wat houdt dat in?” vroeg Micheal.

“Dat er steeds minder tijd is voor echte dingen om te gebeuren, en steeds meer voor denkbeeldige of onzinnige dingen. Het was, zoals de kobold mij duidelijk maakte, een ramp. Ik kon het ook niet herstellen, want ruimte dichtvouwen kan ik niet.

Langzaam raakt de tijd voor de wereld op. Het duurt niet lang meer voordat er geen tijd meer is, nergens meer voor. Het is al merkbaar, weet u. Steeds meer herhalingen op televisie, steeds dezelfde argumenten die worden opgevoerd in debatten, hetzelfde “nieuws” met slechts kleine variaties. De geschiedenis herhaalt zich inderdaad: het is een manier om tijd te sparen. Net zoals het nu populaire “in het moment” leven. Uiteraard zijn de Bestierders van de wereld op de hoogte van het probleem, en achter de schermen zetten zij deze middelen in om de beschikbare tijd zo lang mogelijk te rekken.”

“Alsof onze regeringen zoiets goed kunnen regelen”, mopperde Johan.

“Ik had het over de Bestierders, niet de regeringen” reageerde Radu. “Maar de mensen zelf merken het ook, op een onbewust niveau. Iedereen heeft het gevoel onvoldoende tijd te hebben. Men haast zich door het leven.”

“En wat gebeurt er dan straks? Als de tijd op is?” vroeg Micheal.

“Ik weet het niet zeker. Misschien komt alles tot stilstand, houdt alles op. Ik hoop het eigenlijk, want het alternatief is veel erger: dat er nooit meer iets nieuws gebeurt maar dat oude tijd met oude gebeurtenissen wordt gerecycled. Dat we in een lus van oude tijd terechtkomen.”

“Bah”, zei Johan. “Laten voor die tijd nog een paar bier pakken!”

Micheal en ik bromden instemmend, maar Radu zei:

“Even dan. We hebben niet veel tijd meer.”

Dat was best wel een rare opmerking.


Verder Bericht

Vorige Bericht

© 2024 Ouwe Luuk

Thema door Anders Norén